Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
Шрифт:
Gevangenisdirecteur zegt tegen de gevangenen:
– Ik ben bestolen. Als ik erachter kom wie dat gedaan heeft, vliegt hij er op staande voet uit.
Geld
(Деньги)
Er zitten twee zwervers (здесь сидят двое бродяг = сидят двое бродяг) op een bank in het park (на скамейке в парке). De een legt 1€ op de bank (один кладет один евро на скамью). Waarop de ander vraagt (на что другой спрашивает):
– Waarom doe je dat (почему
Waarop de eerste antwoordt (на что первый отвечает):
– Ik wil eens voelen (я хочу все же почувствовать) hoe het is (как это есть = что это такое) om geld op de bank te hebben (деньги в банке иметь)!
Er zitten twee zwervers op een bank in het park. De een legt 1€ op de bank. Waarop de ander vraagt:
– Waarom doe je dat?
Waarop de eerste antwoordt:
– Ik wil eens voelen hoe het is om geld op de bank te hebben!
Winkelier
(Владелец магазина)
Een winkelier ligt op sterven (владелец магазина лежит при смерти; winkel – магазин; sterven – умирать). De hele familie staat rond het bed (вся родня стоит вокруг кровати). Zijn vrouw vraagt snikkend (его жена спрашивает, всхлипывая; snikken – всхлипывать):
– Kun je mij nog horen (ты можешь меня еще слышать)? Iedereen is er (все здесь: «каждый есть здесь»). We zijn allemaal bij je (мы все с тобой: «при тебе»).
Fluisterend vraagt de zieke (шепча, спрашивает больной; fluisteren – шептать):
– Is Jaaper er (Япер здесь)?
– Ja.
– En Johan (а Йохан)?
– Ja.
– En Mies?
– Ja.
– En Toine?
– Ja.
– En Felix?
– Ja.
– En Wilma?
– Ja.
Met veel moeite (с большим трудом) verzamelt de winkelier zijn laatste krachten (владелец магазина собирает свои последние силы) en gaat rechtop zitten (и садится прямо; gaan zitten – садиться: «идти сидеть»). Dan zegt hij woedend (затем он говорит яростно; woeden – неистовствовать; woede – ярость, бешенство):
– Maar wie staat er dan in ’s hemels naam achter de toonbank (а кто стоит тогда, во имя неба = Боже мой, за прилавком)?
Een winkelier ligt op sterven. De hele familie staat rond het bed. Zijn vrouw vraagt snikkend: „Kun je mij nog horen? Iedereen is er. We zijn allemaal bij je”.
Fluisterend vraagt de zieke:
– Is Jaaper er?
– Ja.
– En Johan?
– Ja.
– En Mies?
– Ja.
– En Toine?
– Ja.
– En Felix?
– Ja.
– En Wilma?
– Ja.
Met veel moeite verzamelt de winkelier zijn laatste krachten en gaat rechtop zitten. Dan zegt hij woedend: „Maar wie staat er dan in ’s hemels naam achter de toonbank?”
Kleren
(Одежда)
Een vrouw die op sterven ligt zegt tegen haar man (женщина,
– Beloof me (обещай мне; beloven) dat je volgende echtgenote (что твоя следующая супруга; echt – брак, супружество; genoot – товарищ, компаньон /о женщине: genote/) nooit mijn kleren zal dragen (никогда не будет носить мою одежду).
– Wat een onzin (что за бессмыслица/чушь; zin – смысл), – troost haar man (утешает ее муж) – Ten eerste ben jij volgende week weer op de been (во-первых, ты будешь на следующей неделе снова на ногах; op de been zijn – быть на ногах, бодрствовать; подняться после болезни) en ten tweede is ze veel kleiner dan jij (а во-вторых, она гораздо меньше, чем ты).
Een vrouw die op sterven ligt zegt tegen haar man:
– Beloof me dat je volgende echtgenote nooit mijn kleren zal dragen.
– Wat een onzin, – troost haar man, – Ten eerste ben jij volgende week weer op de been en ten tweede is ze veel kleiner dan jij.
Huwelijksreis
(Свадебное путешествие)
Man (/один/ мужчина): – Waarom ga je eigenlijk nu al weer scheiden (почему ты собираешься, собственно /говоря/, уже снова разводиться)?
Vriend (/его/ друг): – We kregen ruzie over de huwelijksreis (мы поссорились: «получили ссору» из-за/относительно свадебного путешествия; krijgen – получать, приобретать, доставать)
Man: – Hoezo (как так/почему)?
Vriend: – Ik wilde naar de Bahama’s en zij wilde mee (я хотел на Багамы, а она хотела вместе со мной: «хотела вместе»).
Man: – Waarom ga je eigenlijk nu al weer scheiden?
Vriend: – We kregen ruzie over de huwelijksreis.
Man: – Hoezo?
Vriend: – Ik wilde naar de Bahama’s en zij wilde mee.
Trouwen
(Выйти замуж/жениться)
– Heb je alles goed overwogen, Tineke (имеешь ты все хорошо взвешенным = ты все хорошо взвесила/обдумала, Тинеке; overwegen – обдумывать, взвешивать; wegen – весить; взвешивать)? – vraagt haar moeder (спрашивает ее мать). – Je wilt dus met die oude miljonair trouwen (ты хочешь, значит, за этого старого миллионера выйти замуж) en de rest van je leven (и остаток твоей жизни) naast hem doorbrengen (рядом с ним провести; doorbrengen – проводить /время/)?